Bij beëindiging van de agentuurovereenkomst heeft de agent  (mits de beëindiging niet aan zichzelf te wijten is) recht op een vergoeding wanneer hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of transacties met bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid en de transacties met deze klanten de principaal nog aanzienlijk voordeel opleveren. Een en ander voor zover (de hoogte van) de vergoeding billijk is. Deze claim bedraagt maximaal een jaar provisie berekend naar de gemiddelde provisie van de afgelopen vijf jaar.

Struikelpunt is tegenwoordig vaak het criterium dat de transacties met deze klanten de principaal nog aanzienlijk voordeel moeten opleveren. Voordat tot vaststelling van een klantenvergoeding wordt gekomen, dient de agent te stellen en zo nodig aannemelijk maken dat de principaal ook in de toekomst in staat zal zijn op ruime schaal gebruik te maken van de door de agent gelegde en/of geïntensiveerde klantenrelaties. Uit een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat het daarbij er niet (louter) om gaat of de klanten zich hebben gebonden aan minimumafnameverplichtingen of een omzetgarantie hebben verstrekt, maar of er sprake is van overeenkomsten met een duurzaam karakter. Het maakt daarbij niet uit of er elk jaar heronderhandeld wordt met de klant. Het hof stelt dat heronderhandeling niets afdoet aan de duurzaamheid van de klantrelaties. Als agent is het echter wel zinvol om bewijs te verzamelen dat klanten inderdaad klant zijn gebleven ook na het einde van de agentuur relatie. Verder is het zinvol om bewijs te overleggen dat alle klantgegevens aan de principaal zijn overgedragen en tevens om aan de principaal te vragen bewijs te overleggen welke inspanningen zij heeft verricht om de aangebrachte klanten aan zich te blijven binden.

Meer weten? Neem contact op met Annelies ten Hove, ath@tenhoveadvocatuur.com

Bel
Route