Nieuwe Richtlijn Bescherming knowhow/bedrijfsgeheimen

In Nederland zal op afzienbare termijn het nodige gaan veranderen in de bescherming van knowhow, of bedrijfsgeheimen. Op 28 november 2013 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een Richtlijn Bedrijfsgeheimen. De ‘scheppers’ van bedrijfsgeheimen worden door de richtlijn beter beschermd. Producten die met de verkregen vertrouwelijke informatie worden gemaakt, kunnen van de markt worden geweerd. Ook andere regelingen die we kennen uit de handhaving van intellectuele eigendomsrechten kunnen ten aanzien van deze producten worden toegepast.

Tot deze Richtlijn wordt geïmplementeerd moeten wij het met de huidige situatie doen.

Hoe houdt u uw bedrijfsgeheimen echt geheim?

1.         Indien u een octrooi heeft aangevraagd, kan zolang het octrooi niet verleend is en nog in het aanvrage stadium is, geen octrooibescherming worden ingeroepen. Verder kunt u (uiteraard) alleen maar octrooibescherming inroepen indien u als rechthebbende bent vermeld in de registratie.

Dat lijkt logisch, maar dat kan toch nog wel eens fout gaan. De Vzgr Rb Den Haag, 26 juni 2014, in de zaak Slamdam heeft daar nogmaals op gewezen:

• “Ten eerste kunnen de octrooirechtelijke vorderingen van [X] niet worden toewezen pp basis van een aanvrage die (nog) niet heeft geleid tot een verleend octrooi, zoals de octrooiaanvrage waarop [X] zich beroept. Dat volgt al uit de tekst van artikel 70 ROW, dat consequent spreekt over “octrooi” en “octrooihouder” en de tekst van artikel 71 ROW, dat bepaalt dat een redelijke vergoeding is verschuldigd “voor zover de octrooihouder […] uitsluitende rechten heeft verkregen”.

• Ten tweede is in dit verband van belang dat de octrooiaanvrage waarop [X] zich beroept, op dit moment niet op naam van [X] staat. Ook als er wel al een octrooi op die aanvrage zou zijn verleend, zou [X] dus niet gerechtigd zijn om dat octrooi te handhaven”.

2.         Er wordt tevens verwacht dat u redelijke maatregelen neemt om bedrijfsgeheimen geheim te houden. Dat betekent ook dat u met uw medewerkers een arbeidsovereenkomst  dient te sluiten waarin een geheimhoudingsbeding en een concurrentiebeding dient te zijn opgenomen.

Ook dat gaat wel eens fout, getuige een uitspraak van de Rb Den Haag, 29 augustus 2014 in de zaak Cavotec v Wauben:

“Ingevolge artikel 39 lid 2 TRIPs dient de mogelijkheid om het naar buiten brengen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie te voorkomen, (slechts) te worden geboden voor zover er onder de omstandigheden redelijke maatregelen zijn genomen om deze informatie geheim te houden.

De vordering van Cavotec dat Wauben onrechtmatig gebruik van de know how van Cavotec heeft gemaakt wordt afgewezen, omdat Cavotec geen redelijke maatregelen heeft genomen om haar bedrijfsgeheimen geheim te houden. Zo is er in de arbeidsovereenkomst met [A] geen geheimhoudingsbeding/concurrentiebeding opgenomen. Daarnaast is de vraag of de kennis van [A] bedrijfsgeheim is of de eigenvaardigheid en kennis van [A]. Het kort geding biedt een te beperkt kader om dit uit te zoeken”.

De behangonderneming Arte had het beter gedaan, volgens de Rb Oost-Brabant, 25 september 2013, in de zaak Arte. De rechtbank heeft daarin tevens bepaald dat knowhow een vermogensrecht is: het gaat immers om overdraagbare informatie die een handelswaarde vertegenwoordigt.

Een ex-werknemer van Arte had eerst een eigen onderneming gestart en was toen in dienst getreden van een nieuwe onderneming die in zeer korte tijd nagenoeg identiek behang op de markt bracht. Dat leidde tot een fiks omzetverlies bij Arte.  Aangezien met de ex-werknemer zowel een concurrentiebeding als ook een geheimhoudingsbeding was overeengekomen, kon daartegen met succes worden opgetreden.

Meer weten? Neem contact op met Annelies ten Hove, ath@tenhoveadvocatuur.com

Bel
Route